Onze dieren

Waarschijnlijk werden al in de Middeleeuwen bij de kloosters in ommuurde of omheinde ruimtes konijnen gehouden met de klaarblijkelijke bedoeling de bewoners te gelegener tijd te kunnen voorzien van een eenvoudig te verschalken smakelijk stukje wild.
Op 17e en 18e eeuwse schilderijen komen rasloze konijnen voor met meer volume dan het wilde konijn en ook al met kleur- en tekeningveranderingen.
Rond 1850 komt er al wat rasfok op gang met als voornaamste doel konijnen met een snellere groei en meer vleesgewicht.
Begin 20e eeuw ontstaan hier en daar initiatieven om tentoonstellingen met konijnen en pluimvee te organiseren, waarbij door onderling vergelijken en uitwisselen van dieren de beoogde doelen versneld kunnen worden verwezenlijkt.
Halverwege de 20e eeuw beleefde de konijnenhouderij een enorme stimulans door de voedselschaarste tijdens de crisis, de oorlog en doordat veel mensen wel gelegenheid hadden om konijnen te houden.  
Toen ontstonden ook organisaties van konijnen houders en nam door uitwisseling van kennis, kunde en fokdieren in snel tempo de doelmatigheid in de fokkerij toe.
Uitgangspunt was een vlotgroeiend vleeskonijn, maar daarnaast was er zeker ook wel aandacht voor kleur-, tekening- en vormvariaties waarmee de konijnenhouder zich in zijn omgeving en op een tentoonstelling kon onderscheiden en in de belangstelling plaatsen.
In de organisatie werden keurmeesters opgeleid om de diverse rassen met hun specifieke kenmerken op waarde te beoordelen en de kwaliteiten der rassen te bewaken.

Er zijn nu zoveel konijnenrassen, dat er voor eenieder wel een ras naar zijn smaak te vinden is.
Het oorspronkelijke doel van konijnenhouderij , een voordelig stuk vlees voor Jan-met-de-pet, is verdrongen door sociale of esthetische motieven als gezellig voor de kinderen , mooi van kleur of vorm of gewoon een gezelschapsdier in of bij huis.

Er is volop keus.
We noemen allereerst de imposante reuzen onder de konijnen: de Vlaamse reus, de Lotharinger met de rugstreep, zwarte oren-ogen-neus en stippen. Het Franse hangoorkonijn met zijn neerhangende oren die hem een wat droevige uitstraling geven, maar met het karakter van een goeiïge lobbes.

Bij de middenrassen vinden we een grote verscheidenheid in kleur en tekeningvariëteiten. Rode Nieuwzeelander, Wener, Alaska, Havana, Zilvervos, Japanner zijn een paar voorbeelden.

Bij de kleine rassen vinden we de Zilvers, het Tankonijn en de Hollander.

Dwergkonijnen zijn er in heel veel kleuren en tekeningvariaties, we noemen ze dan ook Kleurdwergen.
Daarnaast de witte Pooltjes en sinds kort Haasdwergen.

Er is nog een ras met een opvallende lichaamsvorm, lijkt op een windhond: de Belgische haas.
Dan noem ik nog de rassen met bijzondere haar- of wolgroei: de Angora en de Rexkonijnen.

U ziet: keus genoeg!